top of page
Grote fopblaaskop (Sphiximorpha subsessilis) uit de familie van de zweefvliegen (Syrphidae).
Inheems in België maar zeer zeldzaam.
Het achterlijf cylindrisch en sterk ingesnoerd ter hoogte van segment 2 ( ‘wespentaille’). De achterdijen zijn enigszins verdikt. Lengte 12-14 mm.
Mannetjes bewaken territoria rond stammen van loofbomen, vaak in de buurt van uitvloeiend boomsap. Ze zitten meestal laag bij de grond of tot op meer dan twee meter hoogte op de stam (Dziock 2000, pers. obs. M. van Adrichem). Hiervandaan maken ze korte vluchten om andere insecten te verjagen (pers. obs. B. Wakkie). Op dezelfde plekken worden regelmatig Brachyopa-soorten aangetroffen (Dziock 2000), waarmee overigens geen interactie optreedt (pers. obs. J. van Steenis). Zweefgedrag is niet bekend. Er is een waarneming van een mannetje dat drie dagen achtereen schijnbaar bewegingloos op een boomstam zat (Dziock 2000).
Vrouwtjes vliegen zoekend langs stammen en gaan soms boomholten binnen. Ze leggen eitjes langs uitvloeiend boomsap en kunnen hiermee uren bezig zijn.
bottom of page