top of page
Kokkel (Cerastoderma edule; veelgebruikt synoniem: Cardium edule) is een in zee levende tweekleppige weekdiersoort. Andere namen zijn 'eetbare hartschelp' of 'kokhaan'.
De schelp is dikschalig en meestal iets langer dan hoog. De schelp heeft een heterodont slot met stevige geprononceerde cardinale tanden en laterale tanden. De umbo (top) ligt ongeveer in het midden. Vanuit de umbo lopen 18-32, echter meestal 22-28 platte ribben waarop smalle schubjes staan. De tussenribsruimten zijn (meestal veel) smaller dan de ribben zelf. Aan de binnenkant van de schelp lopen de groeven die corresponderen met de ribben aan de buitenzijde niet door tot aan de top. Grootte van de schelp: lengte: tot 6 cm, hoogte: tot 5 cm maar meestal kleiner.
Kleur van de schelp: wit, geelbruin of bruin. Jonge exemplaren hebben bij de top een vlekkenpatroon. Strandmateriaal is vaak blauwgrijs of bruin verkleurd.
Kokkels kunnen ongeveer 10 jaar oud worden.
De kokkel is algemeen in de Noordzee in een wadachtige omgeving zoals de Waddenzee. Minder algemeen in de zee voor de Belgische en Hollandse kust. Levende dieren of schelpen met vleesresten spoelen soms na een storm op het strand aan.
bottom of page