top of page
Gewone barnsteenslak (Succinea putris) heeft een eivormige schelp met een spitse top, 3 tot 4 toenemende matig bolle windingen, laatste winding 2/3 van totale schelphoogte.
Mondrand is scherp, niet verdikt, windingen worden van elkaar gescheiden door een ondiepe sutuur. Het schelpoppervlak is glad en glanzend. Bij levende dier is de schelpwand doorzichtig, zeer dun en broos, bij aanraking kan het al scheuren. Het periostracum verleent de schelp echter een behoorlijke flexibiliteit. De kleur is egaal bleek groengeel, oranjebruin tot donkergeel. Het dier past niet helemaal in het huis, en steekt altijd een beetje uit. Afmetingen van de schelpbreedte: 10 mm, hoogte: 17 mm
Leeft altijd in de buurt van water in vochtig gras- en rietland, in oever- en moerasbos.
De dieren zijn tweeslachtig. Bij de paring gedraagt één dier zich als vrouwtje, het andere als mannetje. De eitjes worden in kleine pakketjes afgezet tussen planten en mos of in vochtige aarde, meestal langs de waterkant. Vrij algemeen in Nederland en België.
bottom of page