Gewone eikvaren (Polypodium vulgare) is een varen uit de eikvarenfamilie (Polypodiaceae).

De plant komt in Nederland vrij algemeen voor, met name in de duinen, in bossen op zandgronden, op muren en aan de voet van eiken.
De schubbige, kruipende wortelstok komt vaak aan de oppervlakte. De wortelstok is dicht met bruine schubben bezet, dik en enigszins vlezig is. De bladen zijn vrij dik en kunnen tot 45 cm lang worden. Zij overwinteren. Er zijn tot vijfentwintig bladslippen, die meestal stomp zijn en onderaan niet merkbaar langer zijn dan bovenaan. De sporenhoopjes (sori) zijn rond, naakt en hebben een doorsnede van 1-3 mm. Er zijn twee rijen aan beide kanten van de middennerf. De sporangien is in het begin geel en wordt later donkerbruin. De annulus heeft 10-14 verdikte cellen, die door een verdikte cel is gescheiden van de aanhechting. Hij komt voor in West-Europa en Noord-Afrika. Hij is heel gebruikelijk in Frankrijk, waar groeit tot een hoogte van 2.000 meter. Hij is ook vrij algemeen in Scandinavië en de Karpaten. Ook in Nederland komt hij algemeen voor. Het is een geïntroduceerde soort in Nieuw-Zeeland, die zich in het wild begint te verspreiden als een invasieve soort.