Noordse stormvogel (Fulmarus glacialis), ook mallemok zeevogel uit de orde van buissnaveligen (Procellariiformes).

Grijs en wit, gele snavel, lengte 45-50 cm, span 101-117, donkere als lichte kleurvariatie.
Uitstekende vliegers, vrij stijve rechte vleugels, (anders dan meeuwen).
Dikke nek, relatief korte snavel, tot 40 jaar oud.
Broeden op kliffen, leggen 1 ei op de ruwe stenen of in holletje van plantaardig materiaal. Nestelende vogels en jongen kunnen een akelig ruikende maagolie tot 2m wegspuiten om indringers op afstand te houden.
Buiten broedseizoen volledig pelagische vogels, eten vis, pijlinktvissen, plankton en visafval. De prooi wordt meestal van het wateroppervlak opgepikt, maar duikend doen ze dit ook wel.
Deze soort komt voor in het noordpoolgebied en noordelijke Stille- en Atlantische Oceaan.
Kan het hele jaar door aan de Nederlandse en Belgische Noordzeekust worden gezien, maar vooral na een periode met aanlandige, stormachtige wind in de herfst.